Verhoging strafmaat vuurwapenbezit minderjarige
Amsterdamse verhoging straf vuurwapenbezit nu ook voor minderjarige
In mei 2019 hebben de Amsterdamse strafrechters besloten om eigen (hogere) oriëntatiepunten voor strafoplegging met betrekking tot vuurwapenbezit vast te stellen. Dit als reactie op het toenemend aantal liquidaties en andere strafbare feiten waarbij vuurwapens worden gebruikt. Doel is normbevestiging en het afgeven van het signaal dat het bezit en gebruik van vuurwapens in Amsterdam onacceptabel is en dat de rechtbank aandacht heeft voor de zorgwekkende (bovengemiddelde) toename van wapengeweld.
De kinderrechters in Amsterdam hebben ook besloten om ten aanzien van het bezit van (echte) vuurwapens door minderjarigen per 20 augustus aan te sluiten bij deze verhoging van de uitgangspunten voor strafoplegging. In plaats van het landelijke oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een (echt) vuurwapen door een minderjarige first-offender (“vanaf 6 weken jeugddetentie”) wordt het Amsterdamse oriëntatiepunt: “vanaf drie maanden jeugddetentie”. Ook kunnen strafverzwarende omstandigheden in aanmerking worden genomen, hoewel niet is bepaald dat per omstandigheid een vaste extra detentieduur dient te gelden. Het pedagogisch karakter van de strafprocedure tegen minderjarigen staat voorop en het belang van het kind blijft de eerste overweging. In opvoedkundig perspectief past het om vuurwapenbezit strenger te bestraffen.
Is dit zomaar toegestaan?
“Amsterdamse rechters mogen hierin hun eigen afweging maken”, zegt Sonja van der Graaf van de Raad voor de Rechtspraak. “Daar zijn ze geheel onafhankelijk in.”
De nieuwe richtlijn verandert niet dat de rechter in iedere zaak vrij is om deze oriëntatiepunten te gebruiken of niet. Rechters mogen bovendien gelijke gevallen niet ongelijk behandelen. Een jeugdige verdachte in Amsterdam mag onder gelijke omstandigheden niet zwaarder worden gestraft dan bijvoorbeeld een Rotterdamse minderjarige. Deze ontwikkeling wordt door advocaten nauwlettend gevolgd.